woensdag 8 december 2010

Beter dichtbij

Afgelopen week las ik het boek ‘The Vital Touch’ uit. Ik had het te leen uit de bibliotheek van de VBN. De beheerster had het mij aangeraden, want ze vond het wel een boek voor mij. Nou, ze kent mijn interessegebied behoorlijk goed, want ik heb ervan genoten en het vervolgens meteen maar (tweedehands) besteld via Amazon. Het (Engelstalige) boek heeft als ondertitel: ‘Hoe intiem contact met je baby leidt tot een meer gelukkige en meer gezonde ontwikkeling’. Het is al in 1997 geschreven door Sharon Heller en je vraagt je af hoe het kan dat van hetgeen ze schrijft, zo weinig is terug te vinden in de adviezen die ouders met baby’s vaak krijgen.
Het is zo’n boek dat je met een potlood in de hand wilt lezen, voor het aanstrepen van de boeiende passages. Ze noemt bij herhaling het boek ‘Touching’ van Ashley Montagu, dat al in 1971 verscheen. Dat heb ik nog niet helemaal uit, maar het is geen wonder dat dat haar inspiratiebron was.

Beide boeken vertellen over de immense impact van aanraking op ons wezen. Dat begint bij de geboorte, als moeder en kind de kans krijgen om het genot te ervaren van het blote huid-op-huidcontact. Een pasgeboren baby, die nog zo vreselijk onrijp is, is ervoor gemaakt om in duet (en aan de borst!) met mama de wereld te verkennen.
Ashley Montagu noemt dit ‘exterogestation’. Na een intrauteriene fase (de tijd in de baarmoeder) zou een baby nog een heel lange extrauteriene draagtijd moeten doormaken. Dat betekent dat een kindje het beste gedijt als het tijdens de wakkere uren veel wordt gedragen en tijdens de nachtelijke en de slaapuren heel dicht bij mama kan blijven.
Ze moet op reuk- en gehoorsafstand zijn, zodat ze elkaar over en weer onmiddellijk horen als dat nodig is. Wanneer een baby moet schreeuwen om gehoord te worden en om de lichamelijke behoeften bevredigd te krijgen, heeft dat een meetbaar effect op het lichaam. De zuurstofvoorziening wordt minder, de hartslag versnelt, de hoeveelheid stresshormonen neemt toe, het immuunsysteem komt op scherp te staan, energie die voor groei is bestemd, gaat op aan ‘verdediging’ en de vermoeidheid die van dat alles het gevolg is, brengt de bereidheid van de baby om aan de borst te drinken in gevaar.
Dat is allemaal niet niks… Hoe komt het dan toch dat er zo’n sterke drang blijft bestaan om ouders te waarschuwen voor het ‘verwennen’ van hun baby, wanneer ze ‘te veel’ nabijheid bieden en hun baby niet alleen in slaap laten vallen…? Het is een raadsel. Voor al dat waarschuwen bestaat helemaal geen wetenschappelijke grond. Vanzelfsprekend wennen kinderen aan de betrouwbaarheid en nabijheid van hun ouders. Daar is helemaal niks mis mee, integendeel. Het is een voorwaarde om tot een stabiele volwassene uit te groeien. Hoeveel mensen zouden nog depressief worden, als hun kinderjaren anders waren verlopen? Hoeveel eenzaamheid blijft er over, als je als kind veel veiligheid voelt en op je gemak bent met jezelf? Boeiende vraagstukken… die eerlijke antwoorden verdienen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten